77/1827 [Gardens and gardening]. Agricola, G.A. Nieuwe en Ongehoorde dog in de Natuur welgegronde Queek-Konst van Boomen, Heesters en Bloemgewassen, ofte derselver algemeene vermeerdering. Behelsende hoedanig men allerly Bomen, door in stukken gesnedene Wortels, Stammen, Takken, ja selfs door Bladeren, op een gemakkelijke manier kan aanqueeken en vermenigvuldigen. Dutch transl. and ed. J. Le Long. Amst., A. van Damme, 1724, 2nd ed., 2 parts in 1 vol., (14),208; (6),92,(10)p., 2 diff. engr. frontisp., 34 fold. plates, contemp. overlapping vellum, sm. 4to.

- Partly sl. waterstained in outer (blank) margins. Binding sl. soiled; two stains on frontcover.

= Cf. Henrey II, p.443f (1st ed.); Hunt 452 (1st ed.): "This was the first treatise on cuttings and graftings, and it made Agricola famous". SEE ILLUSTRATION PLATE LIX.